Beeldvorming over de persoon

Beelden over anderen worden niet bepaald door het doen en laten, maar door de visie van waaruit we naar de persoon kijken en zijn doen en laten interpreteren. 

Om de persoon goed op basis van Gentle Teaching te kunnen begeleiden, moeten we wellicht een nieuw beeld over de persoon opbouwen vanuit de visie en uitgangspunten van Gentle Teaching. 

  • ervaart de persoon companionship
  • wat zijn zijn talenten en moeilijkheden
  • hoe is de ontwikkeling van de persoon
  • wat is de essentie van probleem

Ervaart de persoon companionship?

Gezien het belang van companionship is het logisch dat we hier beginnen. Het beantwoorden van deze vraag is echter niet zo gemakkelijk als het lijkt. Op het eerste gezicht kan er sprake zijn van een goed ogende relatie tussen de persoon en zijn begeleiders, maar bij nader inzien kan blijken dat de relatie minder goed is, gezien vanuit de beleving van de persoon.

Belangrijk is dat we leren kijken naar de stabiliteit van de relatie. Voelt de persoon zich alleen prettig en open in het contact met ons als hij lekker in zijn vel zit, of ook als hij spanningen ervaart of tegenslagen heeft. Staat hij alleen open voor contact als hij zelf het initiatief neemt, of staat hij er ook voor open als wij onverwacht initiatief tot het contact nemen.

Signalen dat er onvoldoende sprake is van companionship zijn onder andere

  • vermijden van oog contact of warm aangeraakt worden
  • sociaal wenselijk gedrag vertonen
  • zich afwenden / weglopen als de begeleider initiatief tot contact neemt
  • geen wederkerigheid vertonen in de contacten
  • zich fysiek of mentaal terugtrekken bij tegenslagen en spanningen

Er is een evaluatielijst die gebruikt kan worden om te kijken hoever een persoon is op weg naar companioinship. klik hier

Talenten en moeilijkheden

Als we de kenmerken van een persoon beschrijven, kijken we in eerste instantie vooral naar alles wat we kunnen gebruiken om een relatie met de persoon te ontwikkelen en om hem een waardevolle plek te midden van anderen te bieden. We kijken dan naar de talenten die een persoon heeft en naar de moeilijkheden die hij in het leven ervaart. Waarom juist deze twee?

Talenten

Onder talentenverstaan we alles waar een persoon goed in is, wat hij graag doet, of waarom we het leuk vinden om met hem om te gaan. Dit laatste kan bijvoorbeeld zijn dat hij zo ontwapenend naar je kan kijken. Voor sommige personen is het moeilijk om zijn talenten op te noemen, vooral bij personen die vooral naam hebben gemaakt door probleemgedrag. Sommige gedragingen waar we ons normaal gesproken aan ergeren, kunnen we, door er op een andere manier naar te kijken, als een talent gaan beschouwen. Bijvoorbeeld iemand die erg veel bevestiging nodig heeft en om de haverklap naar je toe komt om je aandacht te vragen. Zeker als dit op een dwingende manier gebeurt noemen we dit gedrag vaak ‘claimend’ en kunnen we ons er behoorlijk aan ergeren. 

We kunnen er echter ook anders tegenaan kijken. We kunnen dit gedrag ook zien als een mogelijkheid die de persoon je biedt om hem te geven wat hij blijkbaar nodig heeft: je aandacht. En wat is er leuker dan iemand iets te geven wat hij nodig heeft. Het naar je toe komen kan je dus ook als een kans – een talent – zien die de persoon je biedt om iets goeds voor hem te doen. Het lijkt misschien vergezocht en gekunsteld om zo met ‘probleemgedrag’ om te gaan, maar de realiteit is dat het wel zo kan werken als je bereid bent je hierin te trainen. Je hebt er zelf voordeel bij, want het is leuker om iemand iets te geven dan om te bewaken dat hij het niet van je afpakt (of claimt). 

Moeilijkheden

Bij het beschrijven van de moeilijkheden gaat het om wat de persoon zelf als moeilijkheid ervaart en niet wat wij als moeilijkheid ervaren of zien. We zijn gewend de gedragingen van persoon te beoordelen als positief of negatief, gewenst of ongewenst. Als we naar de moeilijkheden van de persoon vragen, worden vaak de gedragingen opgenoemd die door de omgeving als negatief of ongewenst ervaren worden.  En als we een gedrag als negatief of ongewenst ervaren hebben we direct de neiging dit gedrag te willen veranderen.  Dat is echter het paard achter de wagen spannen en gaat voorbij aan wat werkelijk nodig is. Het gedrag is een teken dat de persoon een probleem ervaart. Door het gedrag te veranderen is het probleem van de persoon zelf nog steeds niet opgelost. Als we daarentegen het probleem van de persoon kunnen oplossen, of de persoon kunnen helpen hier zelf op een adequate manier mee om te gaan, is het ‘probleemgedrag’ ook verdwenen. Dat is een van de redenen waarom we liever niet praten in termen van probleemgedrag. Het gedrag is niet het probleem dat we moeten oplossen, maar het probleem dat de persoon zelf ervaart en dat aanleiding is voor het gedrag. 

Dat is één van de redenen voor het beschrijven van de problemen die een persoon kan ervaren. De tweede is dat als we zicht hebben op wat voor de persoon moeilijke momenten of situaties zijn, hebben we ook zicht op de momenten waarop we hem zouden kunnen helpen. En het bieden van onvoorwaardelijke hulp is één van de manieren om companionship te ontwikkelen. Het bieden van hulp heeft daarom een dubbele bedoeling: de persoon op het moment zelf helpen en tegelijk de persoon leren dat hij zich bij ons onvoorwaardelijk veilig en geliefd kan voelen. Daarom kunnen we bij het beschrijven van de moeilijkheden van de persoon ook allerlei praktische dingen bijvoorbeeld ADL-handelingen benoemen die hij moeilijk vindt. 

Hoe is de ontwikkeling van de persoon?

Bij vrijwel alle mensen met een verstandelijke beperking is er sprake van een ongelijkmatige - disharmonische - ontwikkeling. Dat wil zeggen dat de verstandelijke/cognitieve  ontwikkeling en de sociaal emotionele ontwikkeling geen gelijke tred hebben gehad met de fysieke ontwikkeling en de groei in leeftijd.

Als we gebruik maken van vergelijkingsleeftijden, kunnen we bijvoorbeeld zien dat iemand van 30 jaar wel het lichaam heeft van een 30-jarige maar dat hij intellectueel gezien vergelijkbaar is met een kind van 5 en sociaal-emotioneel met een kind van 2. (NB uiteraard is dit voor iedere cliënt verschillend). We spreken in zo’n geval van een disharmonische ontwikkeling.

 

Een disharmonisch ontwikkelingsprofiel is lastig. Voor de persoon zelf kan het lastig zijn omdat hij in wezen uit verschillende lagen  bestaat die niet op elkaar aansluiten. Het kan moeilijk te begrijpen zijn waarom je soms iets doet wat je niet snapt of wat je eigenlijk niet wilt. Een tweede probleem is dat het voor begeleiders moeilijk is om goed in te schatten wat je van iemand mag verwachten en hoe je met hem moet communiceren.

Het grootste probleem schuilt hierbij in de ‘schijnbare ontwikkeling’. Dit is hoe we de persoon op het eerste gezicht inschatten en, met name bij LVG cliënten, ook hoe ze zichzelf inschatten. Het schijnbare niveau wordt vaak bepaald door uiterlijke kenmerken van de persoon (uiterlijk, spraak), praktische vaardigheden waar hij over beschikt en geconditioneerde

gedragspatronen.  

Als deze schijnbare ontwikkeling boven de feitelijke cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling ligt, is de kans groot dat we de persoon overschatten en daarmee spanningen kunnen veroorzaken. Als er sprake is van een disharmonische ontwikkeling, is wat de persoon doet en lijkt te kunnen niet gebaseerd op wat hij werkelijk weet of aankan, maar op aangeleerde patronen en het nadoen van wat hij bij anderen ziet. Veel LVG cliënten overschatten zichzelf en lopen daardoor nogal eens tegen teleurstellingen aan. Veelvuldige teleurstelling in anderen of in zichzelf kan leiden tot een laag of negatief zelfbeeld en geen vertrouwen hebben in anderen.  

Het is belangrijk te onthouden dat de mogelijkheden van iemand om zijn impulsen te beheersen niet afhankelijk zijn van zijn feitelijke leeftijd,  zijn schijnbare ontwikkeling of zijn cognitieve ontwikkeling, maar van zijn sociaal emotionele ontwikkelingsniveau. Dat is bij de meeste cliënten de zwakke schakel in hun zelfbeheersing. Bovendien wordt veel van het gedrag van een persoon bepaald door zin sociaal emotionele ontwikkelingsniveau. Iemand die functioneert op een niveau vergelijkbaar met een kind van drie, zal ook veel gedrag vertonen dat hiermee overeenkomt: koppigheid, niet kunnen wachten, niet kunnen delen, enz. 

Wat is de kern van het probleem?

Niet alleen het sociaal emotionele niveau van een persoon kan de zwakste schakel zijn, maar er kan ook een onderliggend probleem zijn in de vorm van bijzondere kwetsbaarheden en traumatische levenservaringen. Dit wordt verbeeld in het plaatje hiernaast. De buitenste cirkel is de manier waarop de persoon zich uiterlijk manifesteert en komt overeen met de eerder genoemde schijnbare ontwikkeling. Daarbinnen bevinden zich de cirkels die de cognitieve/verstandelijke en de sociaal-emotionele draagkracht weergeven. In dit plaatje praten we niet over het ontwikkelingsniveau, maar over draagkracht. Dat is niet altijd hetzelfde. Zo kunnen volwassenen die een normale ontwikkeling hebben doorlopen onder bepaalde omstandigheden een verminderde emotionele draagkracht hebben. 

In het midden is het hart / de kern van de persoon. In deze kern zitten niet alleen de verlangens en kwaliteiten, maar ook de kwetsbaarheden en eventuele trauma’s.  Bij kwetsbaarheden kan je denken aan de verstandelijke beperking, autisme, epilepsie, psychiatrische problemen, dementie, enz. Bij trauma’s denken we meestal aan incidentele heftige gebeurtenissen die iemand heeft meegemaakt en die geleid hebben tot een post traumatische stress stoornis (PTSS). Een trauma kan echter ook ontstaan door een langdurige herhaling van kleine vervelende ervaringen. Iemand die bijvoorbeeld continu overschat wordt en vervolgens een reprimande krijgt als hij niet aan de verwachtingen voldoet, kan hierdoor een PTSS oplopen. Het zelfde geldt voor iemand die dagelijks aangesproken wordt of op zijn kop krijgt wat hij ‘verkeerd’ doet.

Veel gedrag wat we als negatief beoordelen, wordt direct veroorzaakt door deze kwetsbaarheden en levenservaringen. Het probleem zit in hart, niet in het hoofd.

Contactformulier

contact

Aanmelden @bulletin

 

Aanmelden cursus